© Pennenweb 2022
PAPIER
De oudste bekende “tekeningen” op wanden in
grotten, onder meer in Altamira bij Santander in
Noord-Spanje ontdekt in 1902 door een gelovige,
zijn voor ons nog altijd complete raadselen. Ze zijn
‘ergens’ tussen 50.000 en 10.000 jaar voor Christus
neergezet. Deze in holen en gaten ontdekte
schrifturen, worden door sommigen gezien als
laatste stuiptrekking van een hoogbeschaafde
cultuur; anderen denken dat het gewoon tekeningen
zijn van een minder indrukwekkende aard, van een
of ander primitief volk. Het verhaal wil dat de
genoemde hoge beschaving ooit in Atlantis is
ontstaan en met de Zondvloed ten onder is gegaan.
De betekenis van deze bijzondere tekeningen is
voor ons ook nog altijd niet erg duidelijk. De jacht-
en andere afbeeldingen van dieren zouden heel
goed voor magische, culturele of religieuze
doeleinden gebruikt kunnen zijn. De mensen
krasten of tekenden ze op wanden in grotten in
Frankrijk, Noorwegen en Spanje. Zelfs het ontstaan
van de gebruikte technieken kan niet met zekerheid
gedateerd worden. Gedacht wordt aan omstreeks
4.000 voor Christus. Maar gelet op de datering kan
dat eigenlijk helemaal niet.
Waarschijnlijk is dat deze manier van beschrijven bij
de hoog beschaafde volkeren tot bloei kwam
voordat zij het spijkerschrift ontwikkelden. Men
gebruikte eerst stenen en later kleitabletten om een
boodschap in het spijkerschrift over te brengen. Dat
moet ergens tussen de rivieren Eufraat en Tigris
geweest zijn. In het land wat we vandaag de dag
Irak zouden noemen. In het toenmalige China
gebruikte men voor dit doel toen ook al houten
delen. Het gewicht van de akten die de keizer
dagelijks te lezen kreeg was meer dan tachtig
kilogram.
U ziet we schieten door de geschiedenis en
daarmee de tijd heen.
Men onderschreef tevens de stelling dat “niets
dunner en weker is dan water, maar dat alles wat
hard is juist door water wordt aangetast; het zwakke
dat het sterke overwint"… een echte Chinese
waarheid. Maar dat terzijde.
Ongeveer in dezelfde periode gebruikten de oude
Grieken ook houten panelen die met fijn zand waren
bestrooid en op die manier het beeld (geschriften of
afbeeldingen) prijs gaven. Zo heeft naar verluidt ook
de wiskundige en techneut Archimedes zijn formules
vastgelegd toen de Romeinen in het jaar 212 zijn
geboortestad bezetten. De Romeinen zelf
gebruikten in het jaar 500 voor Christus al met was
besprenkelde tafels (de beroemde twaalf tafels met
wetten) om hun boodschap over te dragen.
Dergelijke tafeltjes waren steeds en in ruime mate
voorhanden als de senaat vergaderde. Bij deze
techniek werd met een griffel of metalen voorwerp
een tekst of afbeelding in de voorbewerkte tafels
gekrast. Deze techniek zou zeker een grote vlucht
genomen hebben als er niet een andere en beter
beschrijfbare stof was ontdekt: papyrus. Maar
daarover later.
Eerst moeten we het hebben over Perkament:
gemaakt van gedroogde huiden van vooral jonge
schapen en geiten. Uit bronnen blijkt dat in circa 300
voor Christus in de Klein-Aziatische (nu Turkse) stad
Pergamon sprake was van een behoorlijke
productie. In Alexandrië (aan de andere kant van de
Middellandse Zee) werd in 202 voor Christus zelfs
een bibliotheek ingericht met louter perkamentrollen.
Het bleek ideaal voor het bewaren van geschreven
teksten en zou tot lang na de uitvinding van de
boekdrukkunst het meest populaire ‘medium’ blijven.
Papyrus werd grofweg tussen 3.000 voor Christus
en 1.000 na Christus gebruikt en geldt nog altijd als
een der paradepaardjes van met name Egypte,
waar, aan de Nijl, de bakermat van dit materiaal ligt.
De farao’s hebben deze plant, die veel water
verdraagt en in zich heeft, bewust aangeplant voor
dit doel. Het bovenste deel gold als lekkernij en de
soms wel een arm dikke stam werd voor
verschillende doelen gebruikt. Er werden zo onder
meer complete schepen van gebouwd, maar het
was dus ook de drager voor boodschappen, wat we
vandaag de dag papier zouden noemen. De
papyrus werd dun en gelijkmatig in repen gesneden
die kruislings over elkaar werden gelegd. Daarna
volgde een hamersessie, waarbij de vezels geplet
werden, om het eindresultaat vervolgens in de ruim
aanwezige zon te laten drogen. Het kleverige sap uit
de plant zelf hield de stroken bijeen. Men bewaarde
de gedroogde papyrus in rollen; ook vandaag is dat
nog gebruikelijk.
Maar er is nu wel een alternatief: papier. Dit wordt
ongeveer sinds het jaar 105 na Christus gemaakt en
in ons land alleen nog met de hand in het
Openluchtmuseum en op De Middelste Molen in
het Veluwse land. Het ontstaan van papier echter
wordt toegeschreven aan een plek ver van ons bed:
China, al gebruikte men voor het eerste papier
vooral een mix van water met gestampte
bessenvezels, fijngewreven bast van de
moerbeiboom en uitgeplozen touw. Het hieruit
ontstane breitje brachten de oude Chinezen aan op
een zeef. Schudden zorgde ervoor dat een en ander
goed door elkaar raakte en het waterige deel van de
brei onder uit de zeef liep. Daarna werd het blad
voorzichtig afgenomen en te drogen gelegd,
ongeveer zoals dat nu nog gaat met handgeschept
papier.
Papier maakte relatief snel een zegetocht over het
continent. Eerst werden het thuisland, Korea en
Japan aangedaan. En toen de expansieve
Arabieren ontdekten dat onder de door hen
buitgemaakte krijgsgevangenen ook papiermakers
waren, was de opmars van het papier niet meer te
stuiten. De Arabieren lieten het werk van
verscheidene grote schrijvers op de Chinese vinding
zetten en richtten diverse bibliotheken in. De kalief
van Cairo bezat op een goed moment 150.000
boeken op papier. Dat was aan het eind van het jaar
1.000. De meeste West-Europese kloosters hadden
op dat moment op zijn best 150 perkamentrollen…
Eigenlijk is het aan het toen nieuwe en oprukkende
mohammedaanse geloof te danken dat het
uiteindelijk ook bij ons is beland.
Deels via het zuiden van Spanje (in de elfde eeuw in
Játiva) en deels ook via het huidige Italië (in 176 in
Fabriano) werd de vinding verder verspreid over ons
continent. Maar het zou tot in de zestiende eeuw
duren voordat het ook in onze contreien werd
geproduceerd. Bijzonder is wel dat de moderne
papierproductie eigenlijk nog steeds op deze wijze
plaats heeft: een mengsel van pulp en water wordt
op een of tussen twee rondlopende eindloze zeven
gebracht, gedroogd en op rollen aangebracht en
gesneden tot kleinere rollen of vellen. Er zijn
vandaag de dag machines, die per uur een
productie halen die gelijk is aan de snelheid die is
toegestaan op de autosnelweg. En dat op een
breedte van soms tien meter of meer.
Dat laatste kan je zien als bewijs van het feit dat de
papierindustrie uitgegroeid is tot een echte hightech
procesindustrie. Met een stuk minder ‘romantiek’,
maar des te meer eigentijdse ‘uitdagingen’. Zo is het
een energie-intensieve bedrijfstak met als
belangrijkste grondstof: hout. Daarmee zitten we
meteen in de actualiteit. Er is namelijk een
toenemende vraag naar hout als biobrandstof. Dat,
en Russische exportheffingen, leidt tot extra kosten
op de houtinkoop. Energie-intensief betekent ook;
gevoelig voor hogere olieprijzen. Want dat leidt tot
stijgende energie- en chemicaliënprijzen (chemie
bepaalt deels de print- en drukeigenschappen van
papier). En oud papier (bij ons nog steeds een
belangrijke grondstof voor krantenpapier) wordt
duurder door groeiende vraag uit China (waar ze er
verpakkingen van maken).
Op dit moment verschuift het zwaartepunt van de
industrie van Europa en Noord-Amerika naar Azië
(opnieuw China) en Latijns-Amerika (vanwege de
snelgroeiende aantrekkelijk geprijsde
eucalyptusbomen).